…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Zazen’

Karma, patronen en bevrijding. Het voorwoordelijke verwoord

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Als je bij jezelf wilt zijn en met jezelf, voor jezelf en in jezelf, dan is de buik daarvoor noodzakelijk. In zazen is het belangrijk je anker in je onderbuik te hebben. Daartoe is je bekken enigszins naar voren gekanteld, als je zit op het puntje van je stoel of het puntje van je kussen. Je buik bolt dan vanzelf naar voren. De spieren in je onderbuik spannen zich vanzelf aan.

Als je zakt van je hoofd naar je onderbuik en daarmee in je lijf komt, heb je kans dat je op een gegeven moment voor het concept kunt blijven, voor het woord dat je geeft aan het ding. Als je in je hoofd leeft, benoem je alles. Dan spreekt het woord vanzelf. Maar als je uit je hoofd naar je onderbuik zakt, komt eerst de ervaring en dan pas het woord. Je ervaart het ding voor wat het is.

Twee stokken worden tegen elkaar geslagen en je denkt in een impuls: ‘houten stokken’. Als je in je onderbuik zit, ervaar je: tik, tik, aan den lijve. Pas daarna komt het woord ‘stokken’. Het concept komt later, wat het in feite altijd doet. Maar als je niet goed in je lijf zit en meer in je hoofd woont, dan merk je dat niet.

Zittend in je lijf, ervaar je in elke porie wat zich voordoet. Het is niet alleen de kunst om voor het concept te blijven, het is de kunst om voorbij het concept te gaan. Als ik geen concept meer gebruik voor wat ik ervaar, wat ervaar ik dan? Als dit geen stok is, wat is het dan wel?

Zenmeester Deshan komt op de gang een monnik tegen en pakt hem bij de lurven. Hij houdt zijn stok omhoog en roept: ‘Als je dit een stok noemt, dan krijg je dertig stokslagen. Noem je het geen stok, dan krijg je ook dertig stokslagen. Hoe noem je dit? Spreek, spreek!’

Wat zou jij zeggen? Voorbij niet weten. Wat zou jij zeggen, als je, blijvend bij jezelf, in je lijf, in een woord zou moeten zeggen, wat we ‘werkelijkheid’, ‘leven’, ‘existentie’ noemen? Wat ervaar je hier en nu aan den lijve? We kunnen in elk geval zeggen: een woord dekt nooit de lading.

Op deze avond wil ik in relatie hiermee een lofzang uitspreken op de genialiteit van Shakyamuni Boeddha. Het gaat om een enkel woord. In de Pali canon, vijf dikke boeken, op schrift gesteld in Sri Lanka, vind je een loftuiting van Ananda, de leerling die vijfentwintig jaar de Boeddha assisteerde en de woorden van de Boeddha letterlijk memoreerde. Ananda roept ergens: ‘Wonderbaarlijk eerbiedwaardige, fantastisch eerbiedwaardige, dat door middel van een enkel woord het totale onderricht van de Boeddha wordt uitgedrukt!’

Boeddha zelf zegt: ‘Wie dit ziet (hij noemt hier dat ene woord), die ziet mijn onderricht en de werkelijkheid, de Dharma.’ Dat ene woord waarover het hier gaat, is in Sanskriet pratityasamutpada. Dat is wat je ervaart, wanneer je in je lijf zit en in elke porie van je lichaam open staat voor wat hier gebeurt. Pratitya is oorzaak, samutpada is gevolg, dus letterlijk betekent het ‘oorzakelijkheid’. Maar het heeft een andere, bredere en diepere betekenis dan het op het eerste gezicht lijkt.

Wordt vervolgd.

Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Teisho Intensive 2017 (2): Zen en lichaamswerk

Het lichaamswerk brengt ons meer in het lichaam. Dat bevordert het heel fysiek zitten in zazen (zitmeditatie). De Japanse manier voor zazen is een wijze die men ook gebruikt bij bepaalde sporten en waarbij je de spieren in de onderbuik aanspant, daar waar je chi zit. Dat aanspannen gebeurt ook bij het uitademen waardoor je zit met een bolle buik. Het effect is dat je met heel je lichaam werkelijk zit. In de zendo van Dogen was dit de sleutel tot zazen. Zonder echt lichaamswerk is het moeilijker te realiseren. Het lichaam zit, je zit met het lichaam. En toch wordt het niet genoemd door Dogen. Waarom niet? Het was namelijk heel vanzelfsprekend. In de eeuwen van het Chinese ch’an werkten de monniken op het land. Men deed ’s ochtends en ’s avonds laat zazen. Daar kreeg Dogen zijn echte scholing.

Terug in Japan waren veel zenstudenten, met name in de Rinzai scholen, Samoerai, Japanse krijgers. De martiale kunsten waren dan ook intiem verbonden met zenkloosters. Dogen schrijft vrij uitvoerig over de innerlijke houding, van de oren en de kruin tot de voetzolen, maar noemt de energiehuishouding amper. Het onderwijs daarover wordt in de praktijk overgedragen, van leraar op student. Het is heel fundamenteel onderricht. Mijn leraar Genpo stelde dit ook heel duidelijk: je leert zazen niet uit boekjes. Je krijgt door de jaren heen de instructie in en ervaring met hoe je houding en je ademhaling is en hoe je je buikspieren aanspant. Je zit vanuit je hara wat als een rode draad door het onderwijs loopt.

Binnen mijn zengroepen besteed ik er in elke bijeenkomst bij de aanvang van elke meditatie aandacht aan. Je zit met een rechte rug, op het puntje van je kussen of stoel, kantelt je bekken, de buik komt naar voren, je hangt in de onderbuik en vandaar uit bouw je je houding op. Zo heb ik het zelf altijd in de introductiecursus overgebracht. De energie, de aandacht zit in je onderbuik. De Japanse zenleraar Hakuin schrijft er in de 17e eeuw overigens wel over. Hij omschreef het alsof je zit op een bal van lucht, van energie. Vechtsporters gebruiken dit in hun beweging en houding omdat het een ongelimiteerde fysieke kracht genereert en een balans.

Het is de sleutel tot zazen. Bij kinhin (loopmeditatie) doe je hetzelfde, je gaat naar je onderbuik, spant de spieren aan en je loopt vanuit je onderbuik. Dan kun je het doortrekken naar alle aspecten van de zen-context, bijvoorbeeld tijdens het reciteren van de soetra’s. Luister maar eens naar de opnames van reciterende monniken in de zenkloosters, het klinkt als een diep monotoon gebrom, het stemgeluid komt van diep uit de onderbuik. De dikke boeddhabuik geldt niet voor niets als een symbool voor de poort tot bevrijding. In ons lichaamswerk staan we wel eens in een kring. Je houdt de hand op de onderrug van degene naast je. Het stemgeluid komt vanuit de onderbuik, dat helpt bij het aarden. Zowel bij zitten, chanten, loopmeditatie en bij het werken, is de onderbuik het kardinale punt. Het brengt je hier, maakt dat je aanwezig bent.

Teisho Intensive 2017 (1): Dogen Zenji

In januari 2017 stond de Izen Intensive te Eerbeek geheel in het teken van de Japanse zen meester Dogen Zenji (1200 – 1253) en zijn Genjo Koan uit 1233, ‘Het leven van de uiteindelijke werkelijkheid’. Eerwaarde Ben Claessens heeft de teisho’s of voordrachten die ik op de avonden tijdens deze intensive uitsprak opgenomen en uitgetypt.

Dogen’s naam staat voor ‘Inzicht in de Weg’. Deze retraite gebeurt in zijn geest. Het meeste van wat we hier doen gaat terug naar deze grote zenleraar: de setting van een sesshin, de wijze waarop we zazen doen, de service. Ceremonies zoals shuke tokudo staan in zijn traditie. Dogen is de grondlegger van de eerste zelfstandige Zenschool in Japan.

Dogen werd geboren in 1200 in Kyoto, de toenmalige keizerlijke hoofdstad van Japan. Zijn jonge jaren zijn deels in mist gehuld. We weten bijvoorbeeld niet precies wie zijn vader was. Er zijn verschillende teksten over. Mogelijk was hij een buitenechtelijk kind van de keizer. Wat we weten is dat zijn moeder hem aan het Keizerlijk Hof van Kyoto opvoedt. Op 7-jarige leeftijd slaat het noodlot toe, zijn moeder overlijdt. Zijn moeder, aldus de overlevering, vraagt hem op haar sterfbed monnik te worden. Hij schrijft erover. Bij het sterfbed ziet hij het wierookstokje opbranden, een symbool van vergankelijkheid dat in hem vragen over het leven en een verlangen naar inzicht wakker roept.

De oudere broer van zijn moeder neemt de voogdij op. Dogen voelt zich er niet thuis. Op 12-jarige leeftijd verhuist hij naar een jongere broer van zijn moeder, een kluizenaar aan de voet van de berg Hiei. Hij leert er het Tendai boeddhisme kennen, een van de eerste boeddhistische scholen in Japan die in de 6e eeuw van China naar Japan kwam. Het was destijds een tamelijk militante sekte. De verschillende Tendai tempels stonden elkaar geregeld naar het leven. Op onderdelen gaat de school terug tot het Lotus soetra. In deze school vinden we ook de herkomst van zogenaamde marathonmonniken die duizend dagen van elk een marathon van 60 km moesten lopen en dit onder strikte regels. Het kent een esoterische traditie, vormen waarin werd gechant, en we zien er invloeden van de oud Chinese Ossenkop zenschool. Van de oprichter daarvan kennen we een koan:

Tot zijn verlichting kwamen de vogels hem altijd voedsel brengen. Na zijn verlichting hielden de vogels daarmee op.

Dogen maakte kennis met het Lotus soetra dat stelt: alle wezens zijn boeddhanatuur. Het intrigeerde hem zeer. Als dat zo is, waarom is het nodig boeddhisme te praktiseren? Die vraag blijft hem bij. Hij wordt tot monnik gewijd als hij 13 jaar is. Hij begint zijn reis. Hij belandt bij de tempel Kennin-ji en Myosen, zenleraar en een opvolger van Eisai, de Rinzaileraar die zen naar Japan bracht. In 1223 besluit hij met Myosen naar China te gaan.
Na twee jaren van omzwervingen komen ze terecht bij Tiantong Rujing met wie het klikt en bij wie Dogen in training gaat. Rujing laat zijn monniken lange tijd zazen beoefenen. Een van de monniken valt in slaap tijdens zazen. Rujing brult: ‘Waarom slaap je? Weet je niet dat zazen het afwerpen van lichaam en geest is?’ Bij die woorden valt bij Dogen het kwartje.

Die ervaring van het wegvallen van lichaam en geest is een typische zenervaring. Wat is het wegvallen van lichaam en geest? Het is heel dichtbij en heel concreet. Hij is die uitroep op dat moment. Dogen was volkomen ontwaakt. Hij ging direct naar de kamer van de abt en offerde wierook. De meester vroeg waarom hij wierook offerde. Dogen antwoordde: ‘Lichaam en geest zijn weggevallen.’ De abt bevestigt het. Waarop Dogen zegt: ‘Maar dit is slechts tijdelijk. U moet me niet zonder reden bekrachtigen.’ Rujing zegt: ‘Ik bekrachtig je niet zonder reden.’ Dogen: ‘Waarom bekrachtig je me niet zonder reden?’ Rujing: ‘Lichaam en geest zijn weggevallen.’ De meester boog en zegt: ‘’ Zelfs wegvallen is weggevallen.’

Dogen stelt zijn vraag aan Rujing over de bekrachtiging omdat hij bevestiging zoekt. Hij twijfelt over wat er was gebeurd. Als je in een moment van ontwaken echt aanwezig bent, realiseer je je niet echt wat er gebeurd is, je bent immers echt aanwezig. Dogen kan dit derhalve niet zelf vaststellen. Hij heeft daarvoor de leraar nodig. Hij schrijft hierover in zijn latere werk Genjokoan. Als boeddha’s werkelijk boeddha’s zijn, werkelijk aanwezig zijn, merken ze niet noodzakelijkerwijs op dat ze boeddha’s, dat ze aanwezig zijn. De interactie tussen leraar en leerling is essentieel om het ontwaken vast te stellen.

In 1227 keert hij terug naar Japan. Daar schrijft hij de Fukanzazengi – ‘De Aanbevelingen voor het Beoefenen van Zazen’, een van oorsprong Chinese tekst. Drie jaar later gaat hij van de tempel Kennin-ji naar Kyoto waar hij een oude tempel renoveert, de eerste Soto tempel in Japan. Daar begint hij te werken aan de Shobogenzo, een klassieke en beroemde zentekst, ‘De Schatkamer van het Ware Inzicht in de Dharma’. Hij zal er 20 jaar over doen. In die tijd kende Japan behalve zen en Tendai diverse boeddhistische tradities zoals Nichiren, de Zuivere Land traditie. De protesten en de dreiging van Tendai nopen hem in 1245 de wijk te nemen naar het noorden van Japan waar hij begint aan de bouw van wat het beroemde Eiheij Soto zenklooster zal worden. Een ziekte brengt hem terug naar Kyoto waar hij op 28 augustus 1253 overlijdt.

Enkele lijnen uit zijn leven zijn:

Waarom is de zenpraktijk nodig als we al boeddhanatuur zijn?

Een tweede rode draad: de paradox van het wegvallen van lichaam en geest. Dit lichaam, deze omgrensde vorm is tegelijkertijd een niet te bepalen, onbegrensde openheid. Van deze sterfelijke vorm is in de tijd niet te bepalen waar het begint of eindigt. Het is doodloos, ongeboren. Het is tegelijk strikt bepaald en volkomen open. Het is volledig afhankelijk en volkomen vrij. Het is door en door vergankelijk en tegelijk ongeboren. Weerstand is een solide wand waar je op stuk loopt, tot het moment dat je de wand wordt en de hele zaak open gaat. Die vorm is tegelijkertijd openheid.

Een derde lijn is de precisie wat de vorm betreft. Dogen beschrijft heel precies hoe je zit en oefent. Hij beschrijft later ook het leven in een klooster in alle details. Een geritualiseerd leven. Geen handeling is zomaar, elke handeling is een geleide handeling. Het doel is het wegvallen van lichaam en geest in die handeling, het laten ontwaken van de student. Het gaat om overgave, je losmaken en laten dragen. Door telkens de handeling te doen op een voorgeschreven wijze kan zich op zeker moment de ware aanwezigheid openbaren. Zo wordt (en is) een dagelijkse handeling een verlichte handeling waarin alles samenvalt als zijnde de ene ervaring. Je oefent en oefent en oefent totdat je ophoudt met oefenen en je in feite enkel doet wat je hebt te doen. Alles gebeurt in één lichaam. Het is een kosmische ervaring. Het is een grote uitdaging voor het ego dat zich verzet. Maar als je doorheen het verzet het ritueel uitvoert ontstaat grote intimiteit.

Ik heb in een jazzband gespeeld en daarbij enkele ervaringen gehad waarin we elkaar moeiteloos vonden. Je bent zo intiem met elkaar, je voelt elkaar blindelings aan. Het is vooral je eigen wil die tot weerstand leidt. De weerstand zit ‘m vooral in het oefenen en bespelen van je instrument. Maar de weerstand is ook de energie die in de handeling zit waarin alles openbreekt. (Wordt vervolgd.)

 

Op maandag 25 september begint de nieuwe Zen Cirkel in Utrecht. Ook daar staat Dogen Zenji centraal, dit maal met zijn tekst over zijn en tijd, Uji. Als je erbij wilt zijn, check dan de gegevens in de agenda op deze site en schrijf je in!