…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Zen’

Zen in het westen (deel 2): de leraar-leerling verhouding

Dit is het tweede deel van een teisho uitgesproken door Maurice Knegtel Sensei tijdens een zen workshop in Lelystad op 4 november 2017. Eerwaarde Ben Claessens maakte de transcriptie.

Hoe de vraag naar een eigentijdse vorm van de leraar-leerling verhouding wordt beantwoord, is vooral een persoonlijke kwestie. Er kleeft veel aan dit thema. In de Japanse en Chinese vorm is de leraar-leerling een onvoorwaardelijk commitment. Dat geldt voor veel ontwikkelingswegen in de samenlevingen van het oosten. In een sitaropleiding vertrouwt de leerling zijn lichaam toe aan de leraar. De leraar pakt de hand van de leerling en plaatst diens vingers op de snaren. Intimiteit is cruciaal en natuurlijk kunnen daar allerlei haken en ogen aan zitten. De kwestie van de leraar-leerling verhouding begint in onze cultuur met de vraag: is ze noodzakelijk?

Voor mij was het een noodzaak. Als kind had ik het gevoel dat ik door een matglazen scherm naar de wereld om me heen keek. Ik zag niet helder. Dat bleef zo, in alles wat ik meemaakte, waaronder het overlijden van mijn vader toen ik 15 jaar was. Toen wist ik: de wereld is niet zoals ik denk dat ze is. Ik ging filosofie studeren en op een zeker moment wist ik dat ik iemand nodig had die mij leerde ‘om mijn hoek’ heen te kijken. Ik wist: de belemmeringen liggen bij mij. Ik kende uit mijn academische studies de á priori’s, daar was ik in getraind. Ik had voldoende geesteskracht om mijn filosofieleraren te bespelen. Ik had een andere type persoon nodig om mijn innerlijke vragen te verhelderen. Ik heb in het begin van mijn zen weg diverse zen leraren ontmoet, maar ik voelde intuïtief dat ik niet bij hen moest zijn. Toen ik kennismaakte met Genpo Roshi had ik de zekerheid dat dit de man was bij wie ik moest zijn. Dat was overigens opmerkelijk, want er waren grote verschillen tussen hem en mij. Genpo is topsporter, een macho man, een Amerikaan; ik zou er niet gauw mee in de kroeg gaan zitten. Maar op dit gebied, de levensverdieping, wist ik intuïtief: dit is de persoon die mij aan kan. Ik wist dat mijn vraag groot was en dat ik een blinde vlek had. Voor mij horen zen en de leraar bij elkaar. De leraar bewaakt de continuïteit van het proces. Een feit is dat binnen onze traditie de leraar-leerling relatie vanuit Azië is overgeleverd. In de Aziatische scholen gaat het in die relatie om een onvoorwaardelijk commitment en om een hiërarchisch verhouding. Ik heb in die typische Japanse relatie ook mensen zien sneuvelen.

We zijn samen het proces aangegaan. In het begin was dat heel erg wennen en mijn weg zoeken. Ik ervoer veel verzet. Telkens weer werd ik door mijn leraar uitgenodigd dat verzet op te geven en een volgende stap van verdieping te maken. Ik had een academische opleiding genoten en had geleerd voor mezelf te denken. Ik treed de wereld tamelijk kritisch tegemoet. Die cerebraal kritische blik nam ik mee naar Genpo. Ik maakte deel uit van de kring rond hem, maar kon er ook op een zekere afstand van staan. Ik werd ook een klankbord voor Genpo waar het ging om boeddhistische geschiedenis en filosofie en de ontwikkelingen van de sangha. Ik ken de strijd van de leerling om jezelf steeds meer los te laten en tegelijk ook bij jezelf te blijven. Dat is een spanningsveld, want je zit in een relatie van een groeiende intimiteit. Je opent je verder en verder, met alle tricky kanten die daar aan zitten. Als leerling word je kwetsbaar en daar dien je als leraar zorgvuldig mee om te gaan. Het is een zoektocht. Het is een wrijvingsproces waarin leraar en leerling hun verantwoordelijkheid moeten kennen.

In het christendom geef je je in zekere zin nog over aan iets dat amorf is. In zen geef je je over aan de leraar als een persoon van vlees en bloed. De leraar geldt als de belichaming van de Boeddha. Wil je jezelf als Boeddha leren herkennen, dan vraagt dat, dat je de relatie met de leraar totaal aangaat. Langzaam maar zeker wekt dit de herinnering in je op van de Boeddha in jezelf. De overgave is heel concreet, want de leraar zit naast je en kan elk moment iets tegen je zeggen of iets van je vragen. Ik was 15 jaar de vaste assistent, de Jisha, van Genpo. Dat is een groot goed, je zit overal met je neus bovenop, je kunt vragen wat je wilt. Maar de overgave en de beproeving die daarbij horen, zijn ook een gegeven. Van ‘s ochtends 5 tot ‘s nachts 12 uur was ik bij hem. Dag in, dag uit. De ene kant is: de relatie met de leraar is de meest concrete tool om jezelf te openen. Van de andere kant, zitten er ook veel negatieve kanten aan, als er niet goed mee wordt omgegaan. Voor mij gaat het niet om macht. Het gaat om een intermenselijke band. En in elke menselijke relatie gaat het om een proces. Bij mij begon dit als een schuren: ik, de filosoof tegen Genpo, de zenboer. Langzaam maar zeker opende er iets en groeide er intimiteit. Ik heb hem leren kennen tot in al zijn vezels. Je brengt zoveel tijd met elkaar door en je kunt niets verhullen. Hij is nog altijd mijn leraar en inmiddels ook een intieme vriend van me, dat had ik van tevoren nooit verwacht.

In een vriendschap zit meer vrijblijvendheid dan in een leerling-leraar verhouding. Het ritueel van shoken, jukai en shuke tokudo vormen in diverse fasen op de weg de bekrachtiging van een commitment. Bij zen kennen we ook het formele individuele gesprek, daisan. Maar tussen mij en Genpo vond de verdieping ook plaats in de alledaagse activiteit, in de omgang met elkaar en in mijn waarneming van hoe Genpo met zijn studenten en de sangha omging. Hoe vaag zen als mystieke weg ook lijkt, het is tegelijk heel precies, heel ambachtelijk, met een helder besef van de momenten waarop bepaalde non-duale ervaringen een rol spelen en het herkennen van de diverse niveaus van ontwaken. En wat dit ontwaken bij een persoon teweeg brengt in de periode die daarop volgt.

Binnen zen verwerken we innerlijke ervaringen in het contact en onderhoud met een specifieke persoon die je voor jezelf als leraar op je pad ontmoet. Het gaat dan over iets heel specifieks. We vergeten dat wel eens. We zeggen al gauw: ‘zen gaat over het leven’. Ja, alles gaat over het leven. Of zen gaat over de dingen zoals ze zijn. Maar zen betreft een specifiek pad, het is een ambachtelijk proces en de leraar gaat daarin voor. Dat is het verschil. Ik ben in 1986 het proces in gegaan en ik deed dat met een bepaald persoon. Je gaat met iemand een traject in dat heel specifiek is. Voor mij was de ambitie inzicht te verwerven, voor een ander is de ambitie overgave, God vinden, vrijheid, of een goed mens zijn. Ik ben nu tien jaar zelfstandig leraar. Waar je je in begeeft, is een specifieke vorm van pedagogiek, van omgaan met mensen. Je werkt actief met de menselijke geest. Het is specifiek in het gebruik van taal, je staat op een bepaalde manier in de werkelijkheid en de leerling absorbeert het fysieke contact. Je werkt ook met en vanuit specifieke ervaringen en met verschillende perspectieven. In koan training heb je te maken met die perspectieven en in het proces ga je van perspectief naar perspectief. Je begint vanuit verwardheid en een verlangen, je krijgt op een zeker moment een eenheidservaring en ziet dat het licht dat schijnt op de wereld anders is dan je ooit had gedacht. Vervolgens ga je naar de veelheid binnen die eenheid en naar de eenheid binnen de veelheid, enz. Je hebt de weg van beoefening nodig om te leren omgaan  met die perspectieven, en vooral ook om oprecht te blijven en niet te vluchten in een perspectief als het lastig wordt. Een ervaren leraar geeft je geen kans om te vluchten. In zo’n proces loop je onvermijdelijk tegen delen van jezelf aan, die je niet wilt zien. Dan is het gemakkelijk deze over te slaan of uit de weg te gaan. Als je in je eentje deze weg gaat, is die valkuil om lastige kwesties te vermijden levensgroot. Maar met een leraar lukt dat niet, een leraar wijkt niet.

Sommige mensen nemen een time out van de beoefening en komen dan na een half jaar terug, en dan is het fijn dat de leraar er nog steeds is. Maar die leraar is er ook als je ergens niet aan wilt. Hij of zij wijkt niet. De leraar ziet waar studenten staan, wat ze nodig hebben en waar ze aan toe zijn. De leraar ZIET je. Zen beoefening is te vergelijken met een open hartoperatie, het is belangrijk dat je niet halverwege stopt. Meditatie, workshops, retraites, koans, teksten etc. zijn hulpmiddelen, en de leraar is dat ook. Als je meerdere leraren hebt, kun je vluchten. Als je er één hebt, lukt dat niet. Met die leraar, de root-teacher, breng je lange tijd door. Er moet iets kunnen groeien. Genpo had formeel ca. 4-500 leerlingen, maar feitelijk waren dat er zo’n 20. Ik heb daardoor ook geleerd wat ik niet moet doen. Als ik intiem wil zijn met mijn leerlingen, dan zitten er grenzen aan de capaciteit, aan deelname aan retraites, bv. De kwaliteit van de relatie staat voorop. Ik ben daarom ook eerder afhoudend, dan dat ik iemand aanmoedig student te worden. Ik vraag iemand die shoken wil doen, er toch nog eens over na te denken.

Zen in onze tijd is totaal anders dan in vroegere tijden, in China of Japan. En voor de leek is het ook weer anders dan voor de monnik in een klooster. Ik sta op de werkvloer, Genpo runde een klooster. Ik was een van de weinige leken in zijn kring. Voor mij en mijn leerlingen geldt dat ze partners, kinderen en banen hebben. En drukke agenda’s. Iedereen kent daardoor een hoogstpersoonlijke situatie, onvergelijkbaar met die van een ander. Vanaf het begin dat we ‘ja’ zeggen tegen elkaar in het shoken-ritueel, bevind ik me met elke formele leerling in een onderzoeksproces. En de vorm die zich daarin ontwikkelt, is met elke student anders. We leven niet onder een dak, ik ben niet onbeperkt beschikbaar. Het mooie van onze tijd is, dat we buiten elke monastieke structuur om kunnen werken. Dat wil ik ook. Naast de formele leerlingen en mensen die de avonden en zendagen bezoeken, zijn er ook contacten met mensen die niets met zen te maken hebben en die vanuit een geheel andere achtergrond een relatie voor verdieping aangaan.

Ik houd van het proces. De mooiste kanten van het leraarschap, zijn de processen, de situaties, waarop ik als leraar, noch de leerling invloed heeft, maar waar we beiden niet omheen kunnen. Het is bij tijd en wijle krankzinnig. Ik voeg me naar de innerlijke motivatie van een persoon. Elke relatie kent fasen waarop er werkelijk iets op het spel staat, waarbij de vraag heel actueel en dringend wordt: kun je loslaten en vallen, of blijf je je nog even hangen? Het pad stelt telkens weer je vooronderstellingen ter discussie. Ik had niet door mijn eigen fundamenten heen kunnen zakken zonder de aanwezigheid van de leraar. We zijn  opgegroeid met die vooronderstellingen, ze zijn waar voor ons en een houvast in ons leven. Als er dan iemand aan begint te peuteren, dan wekt dat angst. Maar als je zo’n vooronderstelling kunt opgeven, opent dat een enorme ruimte van vrijheid en opluchting.

 

Ben je geïnteresseerd geraakt? De Zen Cirkel Utrecht start op maandagavond 12 maart op onze nieuwe locatie, in het Graalhuis te Utrecht. Voor meer info en opgave, zie: https://izen.nl/zen-meditatie/

Teisho zen zondag 2016: De reis van de drie koningen (deel 1)

Een voordracht gegeven tijdens de stille zen zondag op 18 december 2016 in Lazuli te Utrecht, door Maurice Knegtel Sensei, naar aanleiding van het gedicht van T.S. Eliot, Journey of the Magi, en opgetekend door Eerwaarde Ben Claessens.

T.S. Eliot, Journey of the Magi / vertaling: Bert Voeten

‘Een barre tocht was het wel,
Net de slechtste tijd van het jaar
Voor een reis, en zo’n verre reis;
De wegen zompig, het weer gemeen,
Het hartje van de winter.’
En de kamelen, ontveld, met zere hoeven, weerspannig,
Gingen liggen in de smeltende sneeuw.
Spijt bekroop ons soms als we dachten
Aan de zomerpaleizen op de hoogten, de terrassen,
En de zijden meisjes die ons sorbets brachten.
Dan had je het vloeken en morren van de drijvers,
Die de benen namen, hun drank en vrouwen eisten,
En de nachtvuren die uitgingen, het gebrek aan dekking,
En de steden vijandig en de stadjes onvriendelijk
En de dorpen smerig en veel te duur:
Een barre tijd was het wel.
Ten slotte reden we liever de hele nacht door,
Slapend bij rukken,
Met de zingende stemmen in onze oren die zeiden:
Dit is allemaal dwaasheid.

Toen het weer dag werd daalden we af in een warmere dalkom,
Nat, beneden de sneeuwgrens, waar het naar plantengroei rook;
Er stroomde een beek en een waterrad maalde het donker,
En drie bomen stonden tegen de lage lucht,
En een oud wit paard galoppeerde weg in zijn weide.
Daarop kwamen we bij een herberg met wingerd boven de deurstijl,
Zes handen dobbelden op de drempel om zilverlingen,
En voeten schopten de lege wijnzakken weg.
Maar ze wisten daar nergens van, en dus trokken we verder,
En bereikten ‘s avonds, geen seconde te vroeg,
De gezochte plaats; het gaf (kun je zeggen) voldoening.

Dit alles was lang geleden, het blijft me bij,
En ik zou het weer doen, maar boekstaaf
Dit boekstaaf
Dit: leidde men ons zo ver voor
Geboorte of Dood? Er was een Geboorte, zeker,
Het feit lag er, geen twijfel aan. Ik kende geboorte en dood,
Maar dacht altijd dat ze verschilden; deze Geboorte was
Een hard en bitter gelag voor ons, als de Dood, onze dood.
We keerden terug naar onze haardsteden, deze koninkrijken,
Maar voelden ons hier niet meer thuis, in het oude verbond,
Vervreemd van een volk dat zich vastklampt aan zijn goden.
Ik zou blij zijn met een tweede dood.

T.S. Eliot schreef ‘Journey of the Magi’ in 1927, op verzoek van zijn werkgever Geoffrey Faber, van de beroemde uitgeverij Faber and Faber, voor de ‘Ariel series’, waarmee klanten en relaties van het  bedrijf tussen 1927 en 1931 werden verblijd. Eliot schreef het vers kort na zijn toetreding tot de Anglicaanse kerk. Hij gebruikt het metrum van een bisschop uit de 17e eeuw, Andrews, die Eliot voorging in het ‘van binnen uit’ vertellen van het verhaal van de reis van de drie koningen.

We volgen een ster. Maar waarom? We zoeken. Maar wat? Hoe zeker weet je dat die ster je brengt waar je wilt zijn? Als de ster ergens voor staat, is het een verlangen. In beginsel zou het zo kunnen zijn, dat het verlangen duidelijk is gearticuleerd. In het verhaal van de drie koningen kun je zeggen: Koning David heeft voorspeld dat als de ster verschijnt, er iets wezenlijks staat te gebeuren voor ons eigen leven, ons eigen pad en dus gaan we die ster volgen. Welk verlangen is jouw verlangen? Of is dat geweest? Welke ster volg jij?

Deelnemers groep: Houvast, rust, de sleutel, tevredenheid, zoeken naar jezelf, zorg, vrijheid, antwoorden, antwoord op het lijden, thuiskomen.

Hoe weet je in het volgen van de ster of je op de juiste weg bent? Want het volgen van een ster is tricky. Het is niet helemaal duidelijk waar die ster voor staat en of die in de juiste richting wijst, of het de juiste ster is en of we op de goede weg zijn. Ongetwijfeld komen die vragen op. Is het allemaal dwaasheid? We volgen een ster. De eerste fase van die tocht is geen gemakkelijke fase. Het is een barre tocht. Herken je dat van je eigen weg? Wat maakt de tocht zo bar?

Deelnemers groep: Onzekerheid. Twijfel. Weerstand. De vele inspanningen die je je moet getroosten. Je medereizigers. De vraag: hoe volg je de ster thuis? En, kun je wel geloven wat je volgt?

Veel deelnemers uit deze groep komen van ver. Jullie staan vroeg op, maar zelfs de sterren laten het afweten, de lucht is te vochtig, het zijn barre tijden. Naar zendagen en zenretraites gaan roept weerstand op. Althans bij mij. Je verlaat huis en haard, soms weken en maanden, voor God weet welke gekke ster die je aan het volgen bent. En dan is er de kwestie: hoe volg je de ster thuis, zoals net werd genoemd? Hoe pleeg je het onderhoud van je contemplatieve praktijk? Hoe verzorg je je meditatie, wanneer ga je zitten, terwijl er zoveel andere wezenlijke dingen te doen zijn? Welke weerstand kom je nog meer tegen?

Deelnemers groep: Waarom zou je een leraar volgen? Overgave, bah! Afscheid nemen van oude patronen, dat is lastig en doet pijn.

Ja. En dan zijn er nog drie grote weerstanden. De eerste is: kijken naar jezelf. De tweede is de factor tijd en de derde is geld. Onze geestelijke weg kost geld, niet zelden veel geld en het kost tijd, veel tijd. Boeddhisme is niet altijd gratis. Tijd is een andere grote weerstand, tijd die zozeer verbonden is met onze existentie. Ik assisteerde Genpo Roshi vijftien jaar lang als jisha, ik betaalde me suf, was geregeld in de VS en reisde elk jaar naar Ameland waar ik vervolgens al mijn tijd kwijt was. Ik had geen eigen tijd meer. Tijdens retraites geldt als jisha: geen tijd, geen leven. Mijn tijd is de tijd van de ander, mijn leraar. Mijn tijd was zijn agenda. Hooguit kon ik naar het toilet gaan. Je ego wordt naar de achtergrond gedrongen. Je hebt geen keuze om zelf je rustperiodes te kiezen. Je laat je leven los. Voor je spirituele ontwikkeling is dat het beste wat je kan overkomen. Voor je persoonlijke ontwikkeling niet (lach).

Dit zijn grote hindernissen die we tegenkomen. Je gaat voor jouw ster, maar aan die reis zit ook een consequentie vast in relatie tot je naaste relaties en je medereizigers. Als op retraites met Genpo de daisanlijn open ging, de wachtrij voor een persoonlijke gesprek, dan was het vechten voor een plek in de lijn. Als je geen plek bevocht, had je geen daisan.  Daarom is dat zinnetje in het gedicht van Eliot zo prachtig: Wat jullie doen is waanzin!

Word volgende week vervolgd…

Dogens Uji, het overweldigende tijdelijkheid zijn

Wanneer we wakker worden uit al onze tot werkelijkheid verheven vormen van onderscheid (binnen – buiten, bestaan – niet-bestaan, werkelijk – fictief, waar – onwaar) en terugkeren tot wat we aan den lijve ervaren, zonder dat we hier iets mee doen, dan realiseren we ons, precies zoals de Boeddha Shakyamuni in de eerste wake van zijn nacht van ontwaken, dat alles hier en nu verschijnt in onze aanwezigheid, passerend in precies deze vorm die zich nu toont, voor de tijd dat het duurt. Voor de tijd dat het duurt staan we op de top van de hoogste berg. Voor de tijd dat het duurt kruipen we over de bodem van de diepste oceaan. Niets is daarvan uitgesloten. Precies dit is het, alles inclusief, niets extra’s. Als we hier vervolgens uitdrukking aan geven, geven we een stem aan het onverwoordbare, ongrijpbare en onbegrijpelijke, overweldigende mysterie dat ons leven is. Hiermee geven we het onvoorstelbare een plek in ons bewustzijn. Wat zou je zeggen over wat je ervaart, als je simpelweg teruggaat naar wat je hoort als je luistert, ziet als je kijkt, voelt als je voelt en denkt als je denkt?

Dogen noemt dit samenvallen van onszelf met onszelf, in precies dat wat zich hier en nu aandient, voor de tijd dat het duurt, ‘overweldigen’ (Japans: keige). ‘Omdat overweldigen door jou wordt veroorzaakt, is er geen overweldigen buiten jou. Aldus trek je erop uit en ontmoet je iemand. Iemand ontmoet iemand. Jij ontmoet jezelf. Erop uit trekken ontmoet erop uit trekken. Als dit niet de verwerkelijking van tijd is, zou het nooit zo kunnen zijn.’ En dus, schrijft Dogen, ‘overweldigt aanwezigheid aanwezigheid en ziet aanwezigheid, overweldigen woorden woorden en zien woorden. Overweldigen overweldigt overweldigen en ziet overweldigen. Overweldigen is niets anders dan overweldigen. Dit is tijd.’ De ene tijd dit, de andere tijd dat, maar niets anders dan dit of dat, niets uitgesloten, alles inbegrepen, passerend voor deze tijd dat het duurt.

Alles is hier, niets verdwijnt, passerend voor precies deze tijd en in precies deze vorm: dit is de onmiddellijke vervulling van mijn bestaan en de ultieme zin. En de overweldigende ervaring van een fundamentele intimiteit die alles met alles verbindt en geen sneeuwvlok op de verkeerde plaats laat vallen. Als het nagalmen van deze extreem luide revolte is verstomd en de glans van deze oogverblindende schittering is gedoofd, kunnen we gewoon zijn met wat zich aandient, terwijl we vrij zijn van wat zich aandient. Voor de tijd dat het duurt…

Als kroon op negen weken Uji, bespreek ik op zondag 17 december aanstaande, tijdens de stille zen zondag in Lazuli, Utrecht, Dogens korte tekst Shoji, ‘Geboorte en dood’. Deze stille zen zondag is tevens onze allerlaatste activiteit in ons oude, vertrouwde Lazuli. Volgend jaar zetten we onze zen activiteiten voort in het Graalhuis in Utrecht. Nog een keer zitten in Lazuli? Geef je dan op voor de stille zen zondag op 17 december aanstaande. Voor meer info en opgave, zie: http://izen.nl/zen-meditatie/

 

Dogens Uji, onverdeelde inspanning

Als ik zit op een kussen of op een stoel, als ik op het perron op mijn trein sta te wachten, of ik wandel met uitgespannen gedachten door een park of een bos en ik keer moeiteloos terug tot wat ik zie en wat ik hoor en blijf heel dicht bij wat zich aandient in mijn aanwezigheid, intiem met elk venster van de herinnering dat zich opent, elke golf van emotie die me vult en elk perspectief van wat op me toekomt dat zich ontvouwt, dan drukt tijdelijkheid zijn zich zonder enige inspanning mijnerzijds uit in alles wat op dit moment verschijnt: het getjilp van de vogels, de vertrekkende trein, het wiegen van het blad, een beklemmend gevoel van onbestemdheid, een adembenemende bustocht door de Chinese bergen. Zonder dat ik luister of kijk, denk of voel, drukt zich geheel vanzelf, voor de ene tijd dit en voor de andere tijd dat uit. Laat hem voor een tijd zijn ogen fronsen en knipogen. Hem? Dat is degene die nu deze woorden leest.

Gyoji heet dit in het Japans, ‘onverdeelde, onophoudelijke en moeiteloze inspanning’. Dogen Zenji schrijft hierover in Uji: ‘Het tijdelijkheid zijn van alle wezens doorheen de wereld in het water en op het land is uitsluitend de verwezenlijking van jouw onverdeelde inspanning (gyoji) op dit moment. Alle wezens van elke soort in de zichtbare en onzichtbare werelden zijn het tijdelijkheid zijn verwezenlijkt door jouw onverdeelde inspanning, passerend door jouw onverdeelde inspanning. Onderzoek dit vloeien nauwkeurig; zonder jouw onverdeelde inspanning hier en nu, zou er niets worden verwezenlijkt, zou er niets passeren.’

Degene die nu deze woorden leest, hoort met de oren, kijkt met de ogen, grijpt met de handen, spreekt met de mond en loopt rond met de benen. Er is niets wat hij niet doet en toch wordt er helemaal niets gedaan. Als ik niet uitzend, zie ik hem onophoudelijk passeren en hoor ik hem zich uitdrukken in elk gerucht dat weerklinkt.

Tot slot dit verhaal over de Chinese zen meester Yaoshan. Op een dag zat Yaoshan ergens te zitten en Shitou vroeg hem, ‘Wat ben je aan het doen?’ Yaoshan antwoordde, ‘Ik doe helemaal niets.’ Shitou vroeg, ‘Je zit dus maar een beetje te relaxen?’ Yaoshan antwoordde, ‘Als ik zou relaxen, zou ik nog steeds iets doen.’ Shitou zei, ‘Je zegt dus dat je niet iets aan het doen bent. Wat is dat dan, wat je niet doet?’ Yaoshan antwoordde, ‘Zelfs duizend wijzen weten het niet…’

Dogens Uji, tijdelijkheid zijn is passeren

‘Tijdelijkheid zijn heeft de kwaliteit van passeren (Jap. kyoryaku, vloeien, stromen, passeren)’, schrijft Dogen. ‘Het zogenaamde vandaag vloeit in morgen, vandaag vloeit in gisteren, gisteren vloeit in vandaag. En vandaag vloeit in vandaag, morgen vloeit in morgen.’ Ga maar eens voor een minuut of tien zitten op een stoel en check jezelf.

Als we uit onze stroperige beslommeringen terugkeren naar wat we horen als we gewoonweg luisteren en wat we zien als we simpelweg kijken, dan kunnen we niet ontkennen dat de werkelijkheid waarin we ons bevinden stroomt. Alles is op de meest concrete wijze in beweging en dit passeren is niet onderscheiden van ons bestaan op dit moment. Ons leven hier en nu IS passeren. ‘Denk niet dat passeren als de wind en regen is, die van oost naar west trekken. De totale wereld is niet onveranderlijk, hij is niet onbeweeglijk. Hij vloeit.’

Met de kernkwaliteit van passeren geeft Dogen het niet substantiële, niet solide, maar open en onbepaalde karakter van de werkelijkheid aan. Panta rei, alles stroomt, schreef de Griekse filosoof Heracleitos. Mijn aanwezigheid is een onophoudelijke passage en alles, niets uitgesloten, stroomt daarin mee. ‘Passeren is als de lente’, schrijft Dogen. ‘De lente met al haar talloze facetten wordt passeren genoemd. Als de lente passeert, dan is er niets buiten de lente.’ Voor de tijd dat het duurt. Tijdelijkheid zijn is niet statisch, het is niet een onbeweeglijke open ruimte. Tijdelijkheid zijn is passeren en alles passeert. Mijn aanwezigheid is onophoudelijk stromen en alles stroomt.

‘De lente stroomt onophoudelijk door de lente’, schrijft Dogen. ‘Ofschoon het passeren zelf geen lente is, voltrekt zich het passeren gedurende de gehele lente. Aldus is het passeren voltooid op precies dit moment van de lente.’

Als de trein op het station vertrekt, is mijn gehele leven op dat moment het passeren van de vertrekkende trein. Het maakt niet uit, of ik in de trein zit of op het perron sta te wachten, de vertrekkende trein is het passeren zelf en mijn gehele leven op dat moment passeert als deze vertrekkende trein. Het beton van het perron, het staal van de rails, de bankjes en borden en hoogspanningsleidingen en al mijn medereizigers zijn niet hard en substantieel, ze passeren in het passeren van de vertrekkende trein.

Dogens Uji, het alles omvattende nu

‘Denk niet dat tijd alleen maar vervliegt’, schrijft Dogen Zenji. ‘Zie het vervliegen niet als de enige functie van tijd. Als tijd alleen maar vervliegt, dan zou je gescheiden zijn van tijd. De reden waarom je tijdelijkheid zijn niet helder ziet, ligt in jouw vooronderstelling dat tijd alleen maar voorbij vliegt.’

De tijd vliegt. Tijd verstrijkt. Tijd gaat voorbij. Maar is het verstrijken van tijd niet ons idee over tijd? Alleen als we onszelf losmaken van tijd en als het ware op een afstand naar tijd kijken, dan zien we tijd voorbij vliegen. In dat geval scheiden we ons van tijd en precies dit, zo herhaalt Dogen keer op keer, is onze grote onwetendheid met betrekking tot tijd. Ik kan mijn leven niet scheiden van tijd. Deze, mijn aanwezigheid, is tijd en mijn aanwezigheid is altijd hier en nu. Ik roep je naam en je antwoordt. Hier. Nu. Altijd nu.

Als je terugkeert naar wat je hier en nu aan den lijve ervaart, simpelweg naar wat je hoort en gewoonweg naar wat je ziet, hier en nu, dan kun je niet ontkennen dat tijd niet voorbij gaat. ‘De drie hoofden en acht armen van de vechtende geest zouden verleden tijd kunnen zijn. Het lichaam van de ontwaakte zou tegenwoordige tijd kunnen zijn. Toch zijn verleden en heden beide in het moment waarop je de bergen betreedt en de duizenden toppen ziet. Verleden tijd en tegenwoordige tijd verdwijnen niet’, schrijft Dogen.

Een van de wonderlijke implicaties van nikon (Japans), ‘het alles omvattende, eeuwige nu’, is niet alleen dat het nergens begint en nergens eindigt, maar dat er geen tijd verloren gaat. Het weldadige samenzijn met vrienden dat jaren geleden op de Wadden plaatsvond, is alleen maar nu, in dit moment van jouw aanwezigheid. Mijn een jaar geleden overleden moeder bezoek ik nu, op dit moment, in haar desolate kamer in het verpleegtehuis. Ik neem haar mee naar beneden, naar het restaurant en bestel een appeltaartje voor haar, nu, in dit moment. Ik vraag haar hoe haar week was, nu, in dit moment. Zij antwoordt, altijd nu. Niet alleen omvat dit mystieke moment alles wat ik zie en alles wat ik hoor, het omvat ook wat ik heb gezien en wat ik vermag te gaan horen. Tijd gaat niet voorbij. Er verstrijkt geen tijd. Mensen en dingen verdwijnen niet. Ze zijn nooit weg geweest. Altijd zijn ze hier, nu, in jouw stromende, passerende, vlietende tijdelijkheid zijn.

Dogens Uji, duale en nonduale ervaring

Gewoonlijk, schrijft Dogen, zien we tijdelijkheid zijn aldus: ‘Voor een tijd was ik de drie hoofden en acht armen van een asura. Voor een tijd was ik het lichaam van een Ontwaakte. Al bestaan de bergen en rivieren nog steeds, ik ben ze lang geleden gepasseerd en verblijf nu in een juwelen paleis en een vermiljoenen toren (symbolen van ontwaken).’ In het dualistisch functioneren van ons bewustzijn, plaatsen we dingen en gebeurtenissen op een afstand van ons zelf. Gebeurtenissen zijn voorbij, komen op ons toe, of we proberen er vanaf te komen. Ons bestaan is duidelijk gescheiden van elk ander bestaan. Maar als we terugkeren naar ons aan den lijve ervaren, naar wat we horen en wat we zien, ontdekken we dat gebeurtenissen in het verleden, heden en toekomst elkaar niet hinderen en altijd hier en nu plaatsvinden, precies zoals dingen elkaar niet hinderen en altijd verschijnen in mijn aanwezigheid in dit moment. ‘Omdat tijd niet wordt gekenmerkt door komen en gaan, is het moment waarop je de bergen beklom hier en nu. Omdat tijd blijft komen en gaan, ben jij tijdelijkheid zijn hier en nu.’

Wat we aan den lijve ervaren, drukt Dogen dichtbij zijn ervaring blijvend en in nauwgezet gekozen bewoordingen uit: ‘Aangezien er niets anders is dan dit moment, is tijdelijkheid zijn alle tijd die er is. Elk moment is al wat bestaat, en dit is de totale wereld. Ga maar na of er iets, of enige wereld, is weggelaten uit het huidige moment.’ Dit is de nonduale ervaring, of de ervaring van ontwaken: alles, elk ding of wezen, van de onbeduidendste grasspriet tot de meest imposante berg, is bevat in jouw aanwezigheid op dit moment. Niets is uitgesloten. Jouw tijdelijkheid zijn draagt alles op de meest intieme wijze. Hoe kan er ooit een ding verdwijnen? Hoe kan er ooit een moment verloren gaan?

‘Slikt dit tijdelijkheid zijn niet het moment in waarop je de bergen beklom en het moment waarop je verbleef in een juwelen paleis en een vermiljoenen toren? Spuugt het ze niet uit?’ Immers, niets gaat verloren en niets verdwijnt in deze tijd dat het duurt. Niets kan je ontsnappen. En je kunt niets vasthouden. Alles is hier en nu gegeven op een ongrijpbare, onbegrijpelijke wijze.

Teisho Intensive 2017 (4): Genjo Koan (vervolg)

Meester, ben je er?

Ja!

Waar?

Hier!

Waar is de boeddha?

Hier!

Waarvoor buig je?

Voor de boeddha!

Waar is het geluid van de bel?

Hier!!

Waar is de bel?

Hier!

En de hand die de bel slaat?

Hier!

Heel zeker?

Ja!

Zoals Dogen zegt: als je vormen ziet en geluiden hoort met je hele lichaam-en-geest dan schouw je, zie je onmiddellijk. Als je hier zit in de juiste lichaamshouding, en het belletje gaat, op dat ogenblik is er alleen maar…ping. Precies dat! Onbepaald. Ik weet niet wat het is, sunyata, en tegelijkertijd is het precies dat…ping! Dan komt de beweging van bewustzijn, reflectie. Die beweging zegt, een bel! Dan brengt het bewustzijn zichzelf verder naar voren…Ahh, IK hoor een bel. Een verdere stap is: …maar die bel is van mij! Vervolgens, hoe kan het dan zijn dat de jikido die bel heeft? Dan wordt er gedacht…maar hij slaat veel te hard op die bel! Het is mijn bel nota bene, ik moet die bel terug halen. Maar ik zit hier vast in deze houding en ik mag niet bewegen van hem! Wat een rotpraktijk. Het moment dat het belletje klinkt …ping… is een moment van ontwaken. Alles wat daarna gebeurt is een dualistische beweging, reflectie. Dat heeft in feite niets te maken met ping.

Jezelf naar voren brengen en alle dingen ervaren is illusie.

Wanneer ik mezelf naar voren breng is het dualistisch.

Dat de dingen naar voren komen en zichzelf ervaren, is ontwaken.

Ping… De bel hoort de bel.

Het kan ook zijn dat je ’s ochtends om half zeven in de zendo zit, het is stil, geen pijn, je voelt je ok, je zit in samadhi. De jikido pakt de bel. En ineens denk je, ik bén de bel! Hoe kan dat? De bel is niet bij de jikido, de bel is hiér! Wacht eens, dat is een éénheidservaring. En ik kan niet bellen naar huis, ik zit vast, door de jikido! Nou kan ik het niet wereldkundig maken.

Die beweging van het bewustzijn, hé dit is het, is dat een illusie of geen illusie?

Zij die een grote realisatie hebben van illusie zijn boeddha’s; zij die in grote illusie verkeren omtrent realisatie zijn levende wezens.

Waarom is dit geen onbelangrijke illusie? Het weerspiegelt iets dat onomstotelijk zó is. Je kan zeggen, er zijn illusies en illusies. En dit is een waardevolle illusie. Datgene wat wezenlijk is krijgt een plek in ons bewustzijn. Er zijn veel mensen die op hun levensweg zo’n type ervaring krijgen. Het zit namelijk diep in onze genen. Er zijn mensen die ineens zien: heel de aarde, de maan, de sterren en de zon, dat is mijn leven. Het is dit! En tegelijkertijd is het volstrekte openheid, eindeloze ruimte. Die mensen hebben niet zelden een probleem. Stel je krijgt zo’n ervaring en je hebt geen woord en geen symbool om het te duiden, niet iets om het een plek te geven. Wat moet je dan?

Een jonge vrouw kreeg eens tijdens een busreis door Afrika zo’n ervaring, ineens wist ze heel zeker dat ze zelf de hele omgeving was inclusief personen, dieren, bus maar ook het hele landschap enz. Die ervaring sloeg bij haar in als een bom. Zo had ze het nog nooit bekeken. Ze besefte dat dit de eerste en laatste ervaring was van wat de realiteit werkelijk is. De rest was afgeleid. Dit was zó levend. Het ging door heel haar lijf, alles was daar. Dan zit je daar op zo’n moment achter in de bus, wat moet je dan?

Ik weet zeker dat onder ons mensen zijn met zo’n ervaring. Je hebt een probleem als je geen context hebt om zo’n ervaring een plek in je bewustzijn te geven, zo’n ervaring te kunnen faciliteren en te verdiepen. Daarom is het belangrijk om aan illusies concepten en symbolen te geven teneinde te kunnen leren wat het meest wezenlijk is. Daarom zijn spirituele tradities en illusies zoals boeddha, aanwezigheid, dharma, sangha, de harmonie tussen boeddhanatuur en de natuurlijke orde, werkelijkheid etc. belangrijk.

Het mooie van de tekst van Dogen is de ervaring die het weergeeft van doorzicht, naar doorzicht naar doorzicht. En elk doorzicht is een andere kijk. Het is in die zin een perspectivistische werkelijkheid, facetten van dezelfde diamant. Zit je in één perspectief vast, dan mis je de andere. De taak van de leraar is om de student daarvan los te weken. Heb je gegeten? Was dan je kommen, zei Joshu! Heel simpel. En daarom is deze illusie geen onbelangrijke illusie. Er zijn meer van dergelijke illusies, bijvoorbeeld:

Hoe talloos alle levende wezens ook zijn, ik neem me voor hen allen te bevrijden. (Eerste Bodhisattvagelofte)

Waar zijn al die levende wezens? Ja, hier! Maar, wat is er te bevrijden? En toch is het geen onbelangrijke illusie. Het grootste mysterie van het boeddhisme is wellicht de bodhisattva Avalokitesvara, de bodhisattva van compassie. Die kwam uit een staat van totale dualiteit naar een staat van totale eenheid en intimiteit met alles, diepe samadhi. De bodhisattva hoort de schreeuw. De bodhisattva IS de schreeuw. Er gebeurt iets in het bewustzijn wat de bodhisatta tot een dienstbare houding beweegt. Dat is van alle mysteriën in het mysterie wellicht het allergrootste want er is niemand te helpen. En toch…

En het is perspectivistisch. Als je denkt, eenheid o ja, dan mis je de vorm, het andere perspectief. Het mooie van de upaya van het zenpad en met name het koansysteem, is dat de volgende koan je telkens opnieuw in het inzicht van de vorige laat vallen. Het maakt je los, teneinde flexibel te kunnen bewegen in de openheid die tegelijk vorm is. Je hebt hierin tal van mogelijkheden die je leert ervaren en herkennen. Nogmaals resumerend:

Zij die een grote realisatie hebben van illusie zijn boeddha’s; zij die in grote illusie verkeren omtrent realisatie zijn levende wezens.

Wat is die grote illusie? Dat je iets kan bereiken! Wat dan? Dat de illusie stopt. Ahh! Dat je ‘ping’ ervaart en nergens meer last van hebt, dat je alles helder ziet en geen last meer hebt van je ‘’ik’’.

En verder, zijn er degenen die voortgaan met zich realiseren voorbij realisatie, zij die in illusie verblijven doorheen illusie.

Wie zijn dat? Wij! We gaan van illusie naar illusie en van realisatie naar realisatie.

Als boeddha’s werkelijk boeddha’s zijn, merken ze niet noodzakelijkerwijs dat ze boeddha’s zijn. Echter, ze zijn levende boeddha’s, die doorgaan met boeddha’s te verwerkelijken.

Als je werkelijk aanwezig bent, merk je dat niet op. Dan ben je het gewoon.

Wanneer je vormen ziet of geluiden hoort, met je hele lichaam-en-geest, dan schouw je dingen onmiddellijk (…ping!..). Maar anders dan de dingen en hun reflecties in de spiegel en anders dan de maan en haar reflectie in het water is, wanneer een zijde is verlicht, de ander zijde donker.

Wat zegt Dogen hier? Als we onszelf zijn, aanwezig, niet wetend, bij ‘ping’, dan is er alleen maar DIT! Maar als we in de reflectie zijn, zitten we daar niet meer. Je kan nooit in beide zitten – in zo-heid én in de reflectie. Dogen wijst hier op het belang niet vast te zitten in een perspectief.

De weg van de boeddha bestuderen is jezelf bestuderen. jezelf bestuderen is jezelf vergeten. Jezelf vergeten is ontwaken door alles wat zich voordoet. Wanneer je ontwaakt door alles wat zich voordoet, vallen jouw lichaam en geest en de lichamen-en-geesten van anderen weg; Geen spoor van realisatie blijft over en dit spoorloze zet zich eindeloos voort.

Jezelf vergeten is hier aanwezig zijn, volledig. Er zijn talloze manieren om jezelf te vergeten. De vraag is wat het meest behulpzaam is daarbij. Als we met de groep een sutra reciteren kun je de hele groep ervaren, al reciterend door jouw heen. Mensen die graag naar muziek luisteren, zullen die eenheidservaring ook kunnen herkennen. In een intiem contact kan het ook worden ervaren als iets wat beweegt tussen twee personen.

Wanneer je voor het eerst de waarheid zoekt, dan denk je er ver van te zijn verwijderd. Maar de waarheid is al juist overgedragen; je bent onmiddellijk je oorspronkelijke zelf.

Wanneer je in een boot vaart en naar de kust kijkt, dan zou je kunnen veronderstellen dat de kust beweegt. Maar wanneer je je ogen nauwgezet op de boot gericht houdt, dan kun je zien dat de boot beweegt. Overeenkomstig, als je alle dingen met een verwarde lichaam-en-geest onderzoekt, zou je kunnen denken dat jouw geest en wezen duurzaam bestaan. Wanneer je intimiteit beoefent – met je hele lichaam-en-geest – en terugkeert naar waar je bent, dan zal duidelijk zijn dat helemaal niets een onveranderlijke kern heeft.

Waar heeft Dogen het hier over? Er is geen onveranderlijke kern. Heel letterlijk. Je staat op Amsterdam CS, je staat op het station en je ziet al die mensen. Het ziet er allemaal solide uit, met de trein, het spoor. Maar wat je ziet is allemaal flux, het is pure ervaring. Een en al ‘ping’. Dit is wat het is. Het is niet substantieel.

We vullen het voortdurend in en we zetten ons daarmee vast. De illusie is het bewustzijn van jij en ik. Als je wilt weten wat het werkelijk is, dan is het niet te pakken. Als je zintuigen open staan en je gaat naar de bodem ervan ontdek je dat niets vast staat. Er is geen gedachte die je ook maar een milliseconde kan vasthouden. De andere kant, sunyatha is zo leeg nog niet. Het is vaak zo intens dat we ons ervoor moeten afsluiten.

Ontwaken is als de maan die in het water reflecteert. De maan wordt niet nat, noch is het water gebroken. Ofschoon haar licht weids en groots is, wordt de maan gereflecteerd zelfs in een kleine poel water. De hele maan en het totale uitspansel worden gereflecteerd in dauwdruppels op het gras, of zelfs in een enkele waterdruppel.

De maan als zo-heid, ping. Het water, de illusie maar toch… Dogen begon zijn beoefening in de tempel op de berg Hiei zat met de vraag: waarom beoefenen als alles al zo-heid is? Die vraag werd uiteindelijk beantwoord in het ondubbelzinnige gegeven: beoefenen IS de uitdrukking van ontwaken, beoefenen IS de uitdrukking van boeddhanatuur. Het is niet om verlichting te verkrijgen, het is verlichting, is ontwaken. Op zo’n manier dat ping wordt gerealiseerd en vervolgens als de maan in het water. En daarmee alles weer zijn plek krijgt in onze hele dualistische werkelijkheid. Deze teksten helpen de verdieping van onze eigen praktijk. Waar zit dan de verdieping als de ervaring precies is zoals die is? Dat we beseffen dat we van perspectief naar perspectief gaan, dat de ervaring zich telkens toont in meerdere kanten, facetten van dezelfde diamant. Eerst gaat een lamp in de kamer aan, dan gaat ie weer uit en vervolgens gaat een andere lamp aan. Zo werkt verdieping. De eerste lamp is belangrijk. Eerst zie je een deel, dan een ander. Het is de ontdekking van de olifant. Beoefening is in feite jezelf vergeten.

Op maandag 25 september begint de nieuwe zen cirkel, met die andere magistrale tekst van Dogen als thema: Uji, ‘Zijn Tijd’. Kijk voor meer informatie en opgave onder ‘Agenda’ op deze website.

Teisho Intensive 2017 (3): Dogens Genjo Koan

Omdat alles boeddha dharma is, is er illusie en realisatie, beoefening, geboorte en dood en zijn er boeddha’s en levende wezens.  Omdat alles onbepaald is, is er geen illusie, geen realisatie, geen boeddha, geen levend wezen, geen geboorte en geen dood.  De weg van de boeddha is, fundamenteel, voorbijgaan aan het vele en het ene, dus is er geboorte en dood, illusie en realisatie en zijn er levende wezens en boeddha’s.  En toch, in gehechtheid vallen de bloesems en in afkeer verspreidt zich het onkruid.

We lezen hier in feite vier perspectieven van ontwaken. Geen regel is meer of minder waard dan de ander. De Genjo Koan is voor alles een perspectivistische tekst. Het gaat van sluier naar sluier, van waarheid naar waarheid, van illusie naar illusie.

Omdat alles boeddha dharma is, is er illusie en realisatie, beoefening, geboorte en dood en zijn er boeddha’s en levende wezens.

Alles is boeddha dharma. Wat is boeddha? Het staat voor ontwaakt zijn. Denk aan bodhiboom, boom van ontwaken. Wat betekent ontwaakt concreet? Wakker, aanwezig zijn. Wat is die aanwezigheid? Waar is die aanwezigheid? Het Hartsoetra verwijst er in heldere bewoordingen naar: Hiér, Shariputra is vorm leegte etc. Hier. Waar? HIER! Dharma’s zijn alle dingen. Alle dingen vormen deze aanwezigheid. Dogen zegt: Wanneer je vormen ziet en geluiden hoort met heel je lichaam en geest dan zie je de dingen onmiddellijk.

Adem uit de onderbuik, zit in je lichaam, let op! (Maurice slaat de bel) De vraag is, waar klinkt de bel? Is de bel buiten of binnen? Denk er niet over na. Het is HIER! Alles is de werkelijkheid van mijn, van jouw aanwezigheid: de bel, vogel, kaars, wierook, er is ook weerstand, het beheerderskoppel, tulpen, geboorte, dood, klein kind, ouderdom, bloemen, stadsbus, angsten, pijn, vreugde, boeddha’s, levende wezens, ziekte, liefde, haat. Alles is de werkelijkheid van jouw aanwezigheid.

Luister met heel je lichaam en geest nog eens naar de bel. (Maurice slaat de bel). Wat is dit? We zijn zo gewend en gehecht er een naam aan te hangen dat we genoegen nemen met aanduidingen. Wat is dit ‘’pling’’? (Stilte) Hier hebben we te maken met een fundamentele verlegenheid. Want in feite weten we het niet! We hebben geen idee! We hebben geen flauw idee waar we vandaan komen, waar we heen gaan, wat we zien, waar we het over hebben, wat we horen. Zoals Lin Chi zei: Zen is voor domme ezels.

Omdat alles onbepaald is, is er geen illusie, geen realisatie, geen boeddha, geen levend wezen, geen geboorte en geen dood.

En wat is er nog meer niet? Er is geen Martin, geen Lydia, enz. Er is ook geen weerstand. Hoe kan dat? Wanneer is er geen weerstand? Ben eens je weerstand. Er wordt heel veel weerstand opgeroepen, maar als je er één mee bent, als je intiem bent met je weerstand, dan is er alleen maar weerstand. En daarmee geen weerstand. Geen pijn. Steek je vinger eens tussen de deur en er is alleen ‘’Au’’. Het is precies dat! Er is geen ‘’ik’’, geen stress, geen werkdruk, geen liefde, geen vakantie. Vreemd hé! Het voelt heel leeg en tegelijk heel vol. Het is geen leegte in de zin van een nihilistisch niets. Het is vervuld van alle leven en tegelijk onbepaald. Je zou kunnen zeggen, dit is in de diepste zin de mystieke ervaring, weidse leegte, niets heiligs (bodhidharma). Geen geboorte, geen ouderdom, geen dood, geen opheffing, geen Weg, geen neus, geen oor, geen denkorgaan. Het Hartsoetra. Geen zon, geen maan, geen sterren.

De weg van de boeddha is, fundamenteel, voorbijgaan aan het vele en het ene, dus is er geboorte en dood, illusie en realisatie en zijn er levende wezens en boeddha’s.

Wat is dit? (Maurice slaat de bel). Het is duidelijk ‘’pling’’. Het is aan de ene kant ‘’pling’ en tegelijkertijd weten we niet wat het is, maar het is wel ‘’pling’’. De vinger tussen de deur brengt een ‘’Au’’ teweeg, we weten niet wat het is maar het is ‘’Au’’. Nog wonderlijker is het als je naar je lichaam gaat, het gebeurt hier. Als je dit lichaam op het kussen zet en je laat het een tijd sudderen ontstaat het gevoel dat ‘’dit’’ niet te bepalen is, dat alle grenzen wegvallen. Alles zit in deze aanwezigheid. Het is niet te bepalen waar dit begint of waar het eindigt. Het is volstrekt open, een open veld, er is niets uitgesloten van jou op dit moment zegt Dogen. Maar tegelijkertijd is die eindeloze ruimte waarin niets is uitgesloten, precies dit. Die eindeloze ruimte is heel duidelijk begrensd, bepaald, geconditioneerd, IS geboorte, dood, boeddha’s, levende wezens, weerstand, illusies, liefde en haat.

Een gezegde in zen luidt: Voor ik aan zen ging doen waren rivieren rivieren en bergen en bergen. Toen ik met zen bezig was waren rivieren geen rivieren meer en bergen geen bergen. Nu ik jaren geleden met zen ben gestopt zijn rivieren weer rivieren en bergen weer bergen.

Er is alleen maar precies ‘’dit’’. Ik kan niet zeggen wat het is. Vorm IS openheid, het is identiek! Deze vorm, dit lichaam, zo vergankelijk als het is, met zijn geboorte, met zijn beperking is tegelijk eindeloze openheid. Zoiets kun je alleen op het spoor komen door op het kussen te zitten en alleen maar te zijn. Alles wat we erover zeggen is het net niet. In feite staan we met de mond vol tanden. Fundamentele verlegenheid en tegelijk functioneren we volledig en staan we misschien wel voller in het leven dan ooit tevoren. Er is een verschil of je leeft te midden van concepten of dat je langzaam maar zeker intiemer wordt met HIER, waardoor je niet langer zogenaamd geluiden hoort maar ‘’pietepiete’’, je het tjilpen van de vogel bént. Je hoort niet de bel maar je bént ‘’boing’’. Het zit veel dichter op de huid. Alles zit in feite op de huid.

Als kind had ik die ervaring dat alles zo dicht op de huid zat, dat het zozeer met alle macht binnenkwam, dat ik verdedigingswerken moesten bouwen om de zaak hanteer te maken en waar nodig buiten te houden. Het ego dat zo ontstaat is ook nodig om te overleven. Maar het effect is dat alles een naam krijgt en substantie krijgt. De bel is massief, de stok is van hout. Maurice wordt in dat perspectief echt. En ik ga ook heel hard bewijzen dat ik er echt ben. Ik heb heel veel geld op mijn spaarrekening, dat voedt mijn ego. En ik ben een heel goed spreker en schrijver, heb je al die boeken gezien? Die heb IK geschreven, mijn naam staat erop. Zo werken we ons een slag in de rondte om een identiteit te krijgen en op te houden en binnen en buiten goed te scheiden.

De Genjokoan drukt uit dat dit leven een paradox is, duidelijk geconditioneerd, duidelijk afhankelijk, duidelijk geboren, duidelijk tekortschietend. En tegelijkertijd volkomen onbepaald, ongeboren. Wanneer je dit zenpad gaat, waar kom je dan uiteindelijk op uit? Wat heb je dan gewonnen als je uitkomt bij ‘’pietepiete’’ en ‘’boing’’, wat hebben we dan gewonnen? Ja, bevrijding uit de dualiteit, bewustzijn daarvan. Maar er is nog een andere, hele grote waarheid namelijk: dit is HET! Er is niets anders dan dit. Hier hebben we het mee te doen. De hele wonderlijke realiteit is HIER. Alles waarnaar je ooit hebt gezocht, zit onder je neus. Het is precies wat je nu hoort, ziet, denkt. Er is niets anders dan dat. Er is verder geen hoop, het is de bekrachtiging van je totale bestaan.

En toch, in gehechtheid vallen de bloesems en in afkeer verspreidt zich het onkruid.

Dit is zeer poëtisch uitgedrukt. Dogen zegt hiermee: En toch hecht ik me met heel mijn leven aan mijn kind, mijn partner, mijn familie enz. We maken zo’n lange tocht en uiteindelijk zijn we gewoon menselijk. En in afkeer het onkruid zich verspreidt. Niets menselijks is mij vreemd. We hebben een karmische constitutie – we leven samen met een man of vrouw, een kind, hond enz. Daar hechten we ons aan. Rond hechting bestaat een enorme illusie. Men denkt werkelijk onthecht te kunnen raken. Maar wat is onthechting? Stel je voor dat je echt onthecht wilt raken. Wat kun je dan laten vallen? Alles wat je je maar kan bedenken: luxe artikelen, huis, vrouw of man, vriendschap, de meeste voeding, liefde, je eigen leven, iemand zijn. En wat is dan het laatste dat je moet laten vallen? De gehechtheid aan onthechting! En wat gebeurt als je dat laat vallen? Dan ben je gehecht tot aan je kruin aan alles. Volledig gehecht. Je zit aan het leven vast, in alles. Je komt niet los.

In de Zen Cirkel die op 25 september in Utrecht begint, staat Dogens meesterwerk Uji (Zijn Tijd) centraal. Voor meer informatie en opgave zie in de agenda van deze website.

Teisho Intensive 2017 (1): Dogen Zenji

In januari 2017 stond de Izen Intensive te Eerbeek geheel in het teken van de Japanse zen meester Dogen Zenji (1200 – 1253) en zijn Genjo Koan uit 1233, ‘Het leven van de uiteindelijke werkelijkheid’. Eerwaarde Ben Claessens heeft de teisho’s of voordrachten die ik op de avonden tijdens deze intensive uitsprak opgenomen en uitgetypt.

Dogen’s naam staat voor ‘Inzicht in de Weg’. Deze retraite gebeurt in zijn geest. Het meeste van wat we hier doen gaat terug naar deze grote zenleraar: de setting van een sesshin, de wijze waarop we zazen doen, de service. Ceremonies zoals shuke tokudo staan in zijn traditie. Dogen is de grondlegger van de eerste zelfstandige Zenschool in Japan.

Dogen werd geboren in 1200 in Kyoto, de toenmalige keizerlijke hoofdstad van Japan. Zijn jonge jaren zijn deels in mist gehuld. We weten bijvoorbeeld niet precies wie zijn vader was. Er zijn verschillende teksten over. Mogelijk was hij een buitenechtelijk kind van de keizer. Wat we weten is dat zijn moeder hem aan het Keizerlijk Hof van Kyoto opvoedt. Op 7-jarige leeftijd slaat het noodlot toe, zijn moeder overlijdt. Zijn moeder, aldus de overlevering, vraagt hem op haar sterfbed monnik te worden. Hij schrijft erover. Bij het sterfbed ziet hij het wierookstokje opbranden, een symbool van vergankelijkheid dat in hem vragen over het leven en een verlangen naar inzicht wakker roept.

De oudere broer van zijn moeder neemt de voogdij op. Dogen voelt zich er niet thuis. Op 12-jarige leeftijd verhuist hij naar een jongere broer van zijn moeder, een kluizenaar aan de voet van de berg Hiei. Hij leert er het Tendai boeddhisme kennen, een van de eerste boeddhistische scholen in Japan die in de 6e eeuw van China naar Japan kwam. Het was destijds een tamelijk militante sekte. De verschillende Tendai tempels stonden elkaar geregeld naar het leven. Op onderdelen gaat de school terug tot het Lotus soetra. In deze school vinden we ook de herkomst van zogenaamde marathonmonniken die duizend dagen van elk een marathon van 60 km moesten lopen en dit onder strikte regels. Het kent een esoterische traditie, vormen waarin werd gechant, en we zien er invloeden van de oud Chinese Ossenkop zenschool. Van de oprichter daarvan kennen we een koan:

Tot zijn verlichting kwamen de vogels hem altijd voedsel brengen. Na zijn verlichting hielden de vogels daarmee op.

Dogen maakte kennis met het Lotus soetra dat stelt: alle wezens zijn boeddhanatuur. Het intrigeerde hem zeer. Als dat zo is, waarom is het nodig boeddhisme te praktiseren? Die vraag blijft hem bij. Hij wordt tot monnik gewijd als hij 13 jaar is. Hij begint zijn reis. Hij belandt bij de tempel Kennin-ji en Myosen, zenleraar en een opvolger van Eisai, de Rinzaileraar die zen naar Japan bracht. In 1223 besluit hij met Myosen naar China te gaan.
Na twee jaren van omzwervingen komen ze terecht bij Tiantong Rujing met wie het klikt en bij wie Dogen in training gaat. Rujing laat zijn monniken lange tijd zazen beoefenen. Een van de monniken valt in slaap tijdens zazen. Rujing brult: ‘Waarom slaap je? Weet je niet dat zazen het afwerpen van lichaam en geest is?’ Bij die woorden valt bij Dogen het kwartje.

Die ervaring van het wegvallen van lichaam en geest is een typische zenervaring. Wat is het wegvallen van lichaam en geest? Het is heel dichtbij en heel concreet. Hij is die uitroep op dat moment. Dogen was volkomen ontwaakt. Hij ging direct naar de kamer van de abt en offerde wierook. De meester vroeg waarom hij wierook offerde. Dogen antwoordde: ‘Lichaam en geest zijn weggevallen.’ De abt bevestigt het. Waarop Dogen zegt: ‘Maar dit is slechts tijdelijk. U moet me niet zonder reden bekrachtigen.’ Rujing zegt: ‘Ik bekrachtig je niet zonder reden.’ Dogen: ‘Waarom bekrachtig je me niet zonder reden?’ Rujing: ‘Lichaam en geest zijn weggevallen.’ De meester boog en zegt: ‘’ Zelfs wegvallen is weggevallen.’

Dogen stelt zijn vraag aan Rujing over de bekrachtiging omdat hij bevestiging zoekt. Hij twijfelt over wat er was gebeurd. Als je in een moment van ontwaken echt aanwezig bent, realiseer je je niet echt wat er gebeurd is, je bent immers echt aanwezig. Dogen kan dit derhalve niet zelf vaststellen. Hij heeft daarvoor de leraar nodig. Hij schrijft hierover in zijn latere werk Genjokoan. Als boeddha’s werkelijk boeddha’s zijn, werkelijk aanwezig zijn, merken ze niet noodzakelijkerwijs op dat ze boeddha’s, dat ze aanwezig zijn. De interactie tussen leraar en leerling is essentieel om het ontwaken vast te stellen.

In 1227 keert hij terug naar Japan. Daar schrijft hij de Fukanzazengi – ‘De Aanbevelingen voor het Beoefenen van Zazen’, een van oorsprong Chinese tekst. Drie jaar later gaat hij van de tempel Kennin-ji naar Kyoto waar hij een oude tempel renoveert, de eerste Soto tempel in Japan. Daar begint hij te werken aan de Shobogenzo, een klassieke en beroemde zentekst, ‘De Schatkamer van het Ware Inzicht in de Dharma’. Hij zal er 20 jaar over doen. In die tijd kende Japan behalve zen en Tendai diverse boeddhistische tradities zoals Nichiren, de Zuivere Land traditie. De protesten en de dreiging van Tendai nopen hem in 1245 de wijk te nemen naar het noorden van Japan waar hij begint aan de bouw van wat het beroemde Eiheij Soto zenklooster zal worden. Een ziekte brengt hem terug naar Kyoto waar hij op 28 augustus 1253 overlijdt.

Enkele lijnen uit zijn leven zijn:

Waarom is de zenpraktijk nodig als we al boeddhanatuur zijn?

Een tweede rode draad: de paradox van het wegvallen van lichaam en geest. Dit lichaam, deze omgrensde vorm is tegelijkertijd een niet te bepalen, onbegrensde openheid. Van deze sterfelijke vorm is in de tijd niet te bepalen waar het begint of eindigt. Het is doodloos, ongeboren. Het is tegelijk strikt bepaald en volkomen open. Het is volledig afhankelijk en volkomen vrij. Het is door en door vergankelijk en tegelijk ongeboren. Weerstand is een solide wand waar je op stuk loopt, tot het moment dat je de wand wordt en de hele zaak open gaat. Die vorm is tegelijkertijd openheid.

Een derde lijn is de precisie wat de vorm betreft. Dogen beschrijft heel precies hoe je zit en oefent. Hij beschrijft later ook het leven in een klooster in alle details. Een geritualiseerd leven. Geen handeling is zomaar, elke handeling is een geleide handeling. Het doel is het wegvallen van lichaam en geest in die handeling, het laten ontwaken van de student. Het gaat om overgave, je losmaken en laten dragen. Door telkens de handeling te doen op een voorgeschreven wijze kan zich op zeker moment de ware aanwezigheid openbaren. Zo wordt (en is) een dagelijkse handeling een verlichte handeling waarin alles samenvalt als zijnde de ene ervaring. Je oefent en oefent en oefent totdat je ophoudt met oefenen en je in feite enkel doet wat je hebt te doen. Alles gebeurt in één lichaam. Het is een kosmische ervaring. Het is een grote uitdaging voor het ego dat zich verzet. Maar als je doorheen het verzet het ritueel uitvoert ontstaat grote intimiteit.

Ik heb in een jazzband gespeeld en daarbij enkele ervaringen gehad waarin we elkaar moeiteloos vonden. Je bent zo intiem met elkaar, je voelt elkaar blindelings aan. Het is vooral je eigen wil die tot weerstand leidt. De weerstand zit ‘m vooral in het oefenen en bespelen van je instrument. Maar de weerstand is ook de energie die in de handeling zit waarin alles openbreekt. (Wordt vervolgd.)

 

Op maandag 25 september begint de nieuwe Zen Cirkel in Utrecht. Ook daar staat Dogen Zenji centraal, dit maal met zijn tekst over zijn en tijd, Uji. Als je erbij wilt zijn, check dan de gegevens in de agenda op deze site en schrijf je in!